Mark en Weerijs: Difference between revisions

From Heraldry of the World
Jump to navigation Jump to search
m (Text replacement - "|center]] ====Oorsprong/verklaring====" to "|center|Wapen van {{PAGENAME}}]] ====Oorsprong/verklaring====")
m (Text replacement - "{|width="100%" style="color:black; background-color:#ffffcc;" |width="15%"|50 px|left |width="70%" align="center" |'''Heraldry of the World<br/>Civic heraldry of the Netherlands - Nederlandse waterschapswapens''' |width="15%"|50 px|right |}" to "{{nl-water}}")
Line 1: Line 1:
{|width="100%" style="color:black; background-color:#ffffcc;"
{{nl-water}}
|width="15%"|[[File:Netherlands.gif|50 px|left]]
|width="70%" align="center" |'''Heraldry of the World<br/>Civic heraldry of the [[Netherlands]] - [[Waterschapswapens|Nederlandse waterschapswapens]]'''
|width="15%"|[[File:Netherlands.gif|50 px|right]]
|}


'''MARK EN WEERIJS'''
'''MARK EN WEERIJS'''

Revision as of 10:56, 28 February 2016

Template:Nl-water

MARK EN WEERIJS

Provincie  : Noord Brabant
Opheffing  : 2004 Brabantse Delta
Toevoegingen  : 1995 De Aa of Weerijs, De Boven-Mark, De Markgronden

I : 7 maart 1995
"Doorsneden door een golvende dwarsbalk, golvend doorsneden van azuur en zilver; I gedeeld; a in zilver een uitgerukte lindeboom van sinopel; b in zilver een molenrad van sabel; II in keel drie schuinkruisjes van zilver. Het schild gedekt door een gouden kroon van drie bladeren en twee parels. "

Wapen van Mark en Weerijs

Oorsprong/verklaring

De golvende dwarsbalk symboliseert de twee rivieren, de Mark en de Weerijs. De boom is overgenomen van het wapen van Princenhage en van het voormalige waterschap De Markgronden. Het molenrad komt uit het wapen van de Aa of Weerijs, terwijl de schuinkruisjes slaan op de Baronie van Breda, dat vrijwel geheel in het waterschapsgebied ligt.


Contact and Support

Partners:

Your logo here ?
Contact us



© since 1995, Heraldry of the World, Ralf Hartemink Ralf Hartemink arms.jpg
Index of the site

Literatuur : Ham, W. A. van. : Het wapen van het nieuwe waterschap Mark en Weerijs. Nederlandsche Leeuw 113(1996)217-218.